Vrouwelijke bestuurders
100 jaar Vrouwenkiesrecht
De viering van '100 jaar Vrouwenkiesrecht' was in 2019 voor mij reden voor een serie van 4 filmpjes over vrouwelijke bestuurders. Voor de provincie Groningen maakte ik filmpjes over de vrouwelijke statenleden en gedeputeerden en voor de gemeente over de vrouwelijke raadsleden en wethouders. Ze werden uitgezonden op OOG TV van 11 september tm 2 oktober en tevens geplaatst op verschillende websites. Bovendien leverde ik twee bijdragen voor de website De Verhalen van Groningen (Zie hierbij).
De eerste vrouwen in de Provinciale Staten
In 1919 komen er voor het eerst vrouwen in de Provinciale Staten. Het zijn de communiste Roosje Stel-Vos en de SDAP’ers Wabien Mansholt-Andreae en Agnes de Vries-Bruins. De eerste twee blijven Statenlid tot 1927, de derde tot 1923. Het totaal aantal Statenleden bedraagt in die tijd 45.
Roosje Vos wordt in 1860 geboren in een Joods gezin in Amsterdam. Ze woont bijna 10 jaar in een weeshuis en wordt daarna ‘huisnaaister’. In 1897 wordt ze voorzitter van de eerste vakvereniging van vrouwen: de Naaistersbond Allen Eén. Het volgende jaar werkt Roosje mee aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. In 1901 pleit ze op het partijcongres van de SDAP voor de achturige werkdag (in plaats van tien) en het vrouwenkiesrecht. Twee jaar later trouwt Roosje met Melle Gerbens Stel, die ze via de arbeidersbeweging heeft leren kennen, en verhuist van Amsterdam naar Westeremden.
Op het SDAP-congres van 1909 in Deventer treedt Vos samen met haar afdeling toe tot de dan afgesplitste Sociaal-Democratische Partij. In 1918 wordt de SDP omgedoopt tot Communistische Partij Holland en het volgende jaar wordt ze samen met Geert Sterringa voor die partij in de Provinciale Staten gekozen. Ze is een enthousiaste propagandist en gaat op de fiets de dorpen af voor toespraken. In 1922 verhuist ze met haar man naar Groningen, waar hij vijf jaar later overlijdt. Datzelfde jaar verlaat ze de Staten. Roosje Vos overlijdt in 1932.
Agnes de Vries-Bruins
Angenita Engelina Johanna Bruins wordt in 1874 geboren in Aartswoud (N.H.) als derde van vier kinderen van een hervormde predikant. ‘Agnes’ groeit op in Leeuwarden en gaat in 1895 in Groningen studeren. Als in 1898 een vrouw wordt geweigerd als lid van het corps, richt Bruins met enkele anderen de voorloper van Magna Pete op. Ze wordt lerares en in 1903 lid van de SDAP, waar ze Nathan de Vries uit Winsum leert kennen. In 1906 trouwen ze, met als getuige L.H. Mansholt, de man van Wabien Andreae met wie ze levenslang bevriend blijft. De Vries-Bruins specialiseert zich vanaf 1908 in de psychiatrie en begint in 1911 in de stad een eigen praktijk.
In 1919 wordt De Vries-Bruins gekozen in zowel de Groningse gemeenteraadals de Provinciale Staten. Ze strijdt o.a. voor het recht op werk voor gehuwde vrouwen in het onderwijs. In 1922 komt ze in de Tweede Kamer en besluit daarom het volgende jaar haar raads- en Statenzetel op te geven. Na het overlijden van haar man (de eerste SDAP-wethouder van de stad) verhuist Agnes naar Harendermolen en in 1927 naar Den Haag. Ook daar komt ze zowel in de gemeenteraad als in de Provinciale Staten. Agnes de Vries-Bruins overlijdt daar in 1957.
Wabien Mansholt-Andreae
Wabina of ‘Wabien’ wordt in 1874 in Heerenveen geboren als tweede van vijf kinderen van Sicco Leendert Andreae en Minke Römer. Als haar vader in 1877 wordt benoemd tot kantonrechter In Zuidhorn, verhuist het gezin daar heen. Na studie in Groningen gaat Wabien doceren aan middelbare scholen. In 1904 wordt ze actief voor de SDAP. Tijdens een vergadering in Ulrum leert ze ‘Bertus’ Mansholt, een zoon van de ‘rode’ herenboer Derk Mansholt uit Vierhuizen, kennen. Na hun trouwen betrekt het paar de boerderij ‘Torum’ in de Westpolder bij Vierhuizen. Hier worden vijf kinderen geboren, waaronder de latere minister.
In 1919 komt Wabien zowel in de gemeenteraad van Ulrum als in de Staten. Na drie jaar wordt ze door de SDAP gevraagd voor de Tweede Kamer. Ze weigert omdat de ‘moederplichten’ dat haar inziens verhinderen en stelt vriendin Agnes de Vries-Bruins in haar plaats voor. Na het overlijden van Mansholt sr. voelen zij en haar man zich vrij de boerderij te verkopen. Ze verhuizen naar Glimmen, waarna Wabien in 1923 in de Harense gemeenteraad komt. Wabien blijft in de Staten tot 1927 en in de gemeenteraad tot 1931. Wabien overlijdt in 1966 in Zutphen.
Vrouwelijke bestuurders in de gemeente Groningen
De eerste vrouwen in Groningse gemeenteraden
In september 1919 maken vrouwen voor het eerst hun opwachting in een aantal gemeenteraden. In de gemeenten Groningen en Winschoten respectievelijk drie en twee en in Beerta, Haren, Oude Pekela, Ulrum en Zuidbroek alle één. Vijf van hen blijven zelfs jarenlang volksvertegenwoordiger.
Absolute recordhoudsters zijn twee ongehuwde vrouwen in de stad, beide met een doopsgezinde achtergrond. Alexandrina Geertruida van Gilse is de in 1865 in Zaandam geboren dochter van een predikant. ‘Alexandra’ zet zich actief in voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen, onder andere in de doopsgezinde gemeente. In 1913 wordt ze secretaresse van de dan opgerichte Groningse Armenraad. Van Gilse komt in 1919 in de gemeenteraad voor de Vrijzinnig Democratische Bond en zit daar tot haar dood in 1935. Wel mist ze door haar ‘wankele gezondheid’ in de laatste fase vergaderingen.
Mej. Gorter
De in 1876 in Ooststellingwerf geboren Martje Gorter komt rond de eeuwwisseling naar de stad, waar ze uiteindelijk opzichter wordt op de puddingfabriek van Polak. In de gemeenteraadsfractie van de SDAP wordt ze secretaresse en in 1932 ook van de door SDAP’ers opgerichte Woningbouwvereniging Groningen. In beide werkt Gorter nauw samen met voorzitter Mengerink, met wie ze ook het eerste Nederlandse buurthuis sticht, aan het Linnaeusplein. Ze blijft 22 jaar in de gemeenteraad tot deze in augustus 1941 door de bezetter buiten spel wordt gezet. In 1949 overlijdt Martje op 72-jarige leeftijd.
Buiten de stad zijn er twee vrouwen die drie termijnen, van 1919 tot 1931, in de gemeenteraad zitten. SDAP’er Wabina (‘Wabien’) Mansholt-Andreae zit eerst vier jaar in de gemeenteraad van Ulrum en daarna acht jaar in die van Haren. Omdat ze ook in de Provinciale Staten zitting neemt, ga ik in het verhaal over de Statenleden nader op haar in.
Roosje de Beer- Meibergen
De Joodse, in 1879 in Zwolle geboren, Roosje Betsy Meibergen wordt aanvankelijk onderwijzeres. Zoals in die tijd verplicht, houdt dit op na haar huwelijk met de Winschoter Bernard Isedor de Beer. Haar man heeft een manufacturenhandel en Roosje krijgt de zorg over de twee dochters, maar daarmee houdt het voor haar niet op. Zewordt lid van de liberale Vrijheidsbond en komt daarvoor in 1919 in de Winschoter gemeenteraad, waarin dan ook een tweede vrouw wordt gekozen: Albertje Dijk- Primé.
Roosje de Beer- Meibergen staat bekend als ‘kordaat’ en ‘iemand die precies weet wat ze wil’. In 1923 en in 1927 wordt ze herkozen. Ook in 1931 wordt ze gekandideerd, maar dit keer niet gekozen. Zo is ze op 25 augustus 1931 voor het laatst in de raad aanwezig en één van de vijf raadsleden waarvan dan afscheid wordt genomen. Door diezelfde raad wordt ze in december 1932 wel herbenoemd als ‘lid van toezicht op de districtsarbeidsbeurs’. Als de Vrijheidsbond haar in 1935 weer op de kieslijst wil zetten, bedankt ze voor de eer. Haar man overlijdt datzelfde jaar. In de oorlog wordt Roosje de Beer vanuit Den Haag via Westerbork naar Auschwitz getransporteerd, waar ze in 1943 wordt vergast.
Gartje ten Have- Land
Ook in de gemeenteraad van Beerta zit vanaf 1919 langere tijd een vrouw. Het is de in 1875 in Nieuw Beerta geboren boerendochter Gartje Elizabeth Land. Als ze bijna 20 is, trouwt ze in Beerta met boerenzoon Boelo Luitjen ten Have. Ze gaan wonen in de Kroonpolder, op de familieboerderij van de Ten Haves. Er worden zes kinderen geboren, waarvan een paar slechts kort leven. Gartje zit tien jaar in de gemeenteraad en neemt dan vervroegd afscheid omdat ze met haar man naar de stad Groningen verhuist. Daar overlijdt Gartje ten Have in 1964.
Beno Hofman