Bij de 100ste sterfdag van Johan Adriaan Feith
Grondlegger Groninger Museum
Maandag 28 januari 2013 is het 100 jaar geleden dat Johan Adriaan Feith, de grondlegger van het Groninger Museum, overleed. Daarom is zijn borstbeeld tijdelijk uit het depot van het museum gehaald en tentoongesteld.
Johan Adriaan Feith stamt uit een vooraanstaande, van oorsprong Gelderse, familie. Dichter Rhijnvis Feith is zijn overgrootvader en zijn grootvader en vader, beide Hendrik Octavius geheten, worden archivaris in Groningen. Johan Adriaan (‘Jan’) wordt 25 september 1858 in de Oosterstraat geboren. Hij heeft al vroeg interesse voor geschiedenis en als rechtenstudent en lid van Vindicat zorgt hij voor een grondige voorbereiding van de lustrummaskerade van 1879. De speciaal vervaardigde kostuums zijn erg duur en moeten door de studenten zelf worden betaald, zodat de hoofdrol – graaf Edzard van Oostfriesland – alleen is weggelegd voor de rijke jonkheer Willem Alberda van Ekenstein. Voor Feith is er tot zijn spijt slechts een bijrol als Uco Cirkzena.
'Middelmatigen aanleg'
Volgens zijn hoogleraar Tellegen heeft Feith slechts ‘een middelmatigen aanleg’. Als hij net als zijn vader en grootvader op het archief wil gaan werken, wordt er dan ook getwijfeld. Maar Jan Feith krijgt, na zijn afstuderen in 1885, toch z’n aanstelling. Hetzelfde jaar trouwt hij met de Groningse jonkvrouw Henriette Pauline Gockinga. Feith wordt na twee jaar commies-chartermeester en in 1892 volgt hij zijn vader op als rijksarchivaris. In 1898 levert hij samen met twee anderen een zeer belangrijke bijdrage aan de internationale archiefwereld. Hun ‘Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven’ wordt in vele talen uitgebracht, zelfs in het Chinees. Het niet meer chronologisch archiveren, maar op onderwerp betekent wel dat alles wat zijn vader uit elkaar heeft gehaald, door hem weer ongedaan wordt gemaakt.
Feith wil de Groninger geschiedenis populariseren en zorgt daarom in 1889 met zijn studievriend Jan Ernst Heeres voor de herstart van de Groningsche Volksalmanak (de 1e serie is uit 1837-’51) en schrijft ervoor o.a. de populaire serie ‘Wandelingen door het oude Groningen’. Net als zijn vader houdt Jan Feith van verzamelen. Hij trekt regelmatig met een rijtuigje de provincie in om opgegraven aardewerk, onderdelen van slooppanden, afgedankte gebruiksvoorwerpen, oude penningen en schilderijen te verzamelen. Zijn huis – vanaf 1890 het thans naar hem genoemde Feithhuis aan het Martinikerkhof – verandert daardoor in een waar museum. Hetzelfde geldt voor een ruimte van het archief. Dit is hem een doorn in het oog, omdat hij vindt dat het publiek het ook moeten kunnen zien, zoals dat in Friesland en Drenthe al lang kan.
Samen met de geschiedenis hoogleraar P.J. Blok benadert hij een aantal vooraanstaande stadjers en zo wordt op 14 juni 1890 de stichtingsakte voor het ‘museum van oudheden voor provincie en stad Groningen’ ondertekend. Hoewel de gemeenteraad twijfelt of er wel genoeg oudheden zijn, gaat ze in 1891 schoorvoetend akkoord. Feith huurt voor zijn museum een huisje in de Zuidersingelstraat (vanaf 1929 de Ubbo Emmiusstraat geheten), maar dat blijkt spoedig te klein. Van de gemeente krijgt hij de voormalige scheepswerf De Mottenberg als bouwterrein en een subsidie voor de bouw. Gelukkig blijkt de geboren Groninger rijksbouwmeester C.H. Peters bereid gratis een ontwerp voor het museum te maken en dankzij diverse giften kan een begin worden gemaakt met de bouw. Op 15 september 1894 wordt het museum geopend. Omdat de verzameling en de middelen blijven groeien, kan het museum al in 1902 en 1907 worden uitgebreid.
Hartaanval
Feith, die in 1905 in de adelstand wordt verheven, blijft zich onvermoeibaar inzetten voor het museum en de Groninger geschiedenis in het algemeen. Zo schrijft hij in 1906 bijvoorbeeld het eerste Groninger borgenboek. Hij is ook lid van de gemeenteraad (1889-1904) en Provinciale Staten (1901-‘13). Maar zijn hart is niet goed en kort nadat hij terug is van een ziekteverlof krijgt hij op 28 januari 1913 achter zijn bureau in het Provinciehuis een fatale hartaanval. Zijn erven verkopen in 1916 het huis en schenken de 18e-eeuwse schouw uit zijn werkkamer aan het museum. Uit dank laten de ereleden op hun beurt door Frederik Engel (Fré) Jeltsema een borstbeeld maken voor in het museum. Na jaren in het depot is het borstbeeld i.v.m. zijn 100ste sterfdag weer tentoongesteld.
Beno Hofman