De ‘ondergrondse’ op de Grote Markt
Bijdrage aan 'Stand van Stad' 14 april
Op zondagmiddag 15 april 1945 komt omstreeks half vier een Canadese Shermantank vanuit de Heerestraat bij de Groningse ‘Ondergrondse’ tot stilstand. Voorteken van de verwoestende verovering van de Grote Markt door de Canadezen op de Duitsers. Deze ‘actualiteit’ was voor mij de reden om de vraag naar ‘de ondergrondse’ te kiezen uit vragen die bij de redactie van ‘Stand van Stad’ binnenkwamen.
De ‘ondergrondse toiletinrichting’, zoals de officiële naam luidt, is in april 1926 ontworpen door de Groninger Siebe Jan Bouma. Eigenlijk begint Bouma’s carrière ook op dit terrein. Zijn eerste zelfstandige ontwerp als bouwkundig tekenaar in losse dienst bij Gemeentewerken, is het nog her en der in de stad aanwezige urinoir. Ontworpen in mooie strakke Amsterdamse Schoolstijl. Bouma had het goed bekeken, want het is in Groningen met het wateren in het openbaar heel lang huilen met de pet op. In de jaren twintig van de twintigste eeuw is de stad duidelijk toe aan een inhaalslag!
Voor vrouwen is er helemaal geen gelegenheid en mannen kunnen terecht in een aantal privaten op obscure plekken, zoals onder bogen van bruggen, in straatinhammen of stegen en meestal buiten het centrum. Uitzondering vormt een privaat onder de Martinitoren. En in de ogen van de meeste mensen zijn deze privaten niet voor ‘den deftigen stand’. Dat vindt in elk geval ene J. Kampinga die in 1902 het gemeentebestuur vraagt om openbare privaten voor die stand, zoals hij die weet in andere grote steden, vooral in het buitenland. B&W antwoorden echter dat er hieraan ter stede ‘geen behoefte’ bestaat.
Omdat er bij het privaat onder de Martinitoren sprake is van een ‘onhoudbaren toestand’ mag directeur Gemeentewerken Mulock Houwer in 1908 een ontwerp maken. Een jaar later lijkt er een gebouwtje te komen naast het Goudkantoor, maar de raad vindt dit toch te ontsierend voor het stadsgezicht. Hoewel de privaat onder de toren in 1914 is vervangen door een zogeheten ‘retirade’ er buiten, is dit de raad toch nog niet naar de zin. Het duurt tot 1926 voor er eindelijk een oplossing komt.
De ‘ondergrondse’ krijgt gescheiden afdelingen voor mannen en vrouwen met een ruimte daartussen voor de toezichthouders. Rode tegels op de vloeren en granieten balustrades met krullend siersmeedwerk, met aan de kant van de manneningang een smeedijzeren straatlantaarn. Bouma past in zijn ontwerp zowel kenmerken van de Amsterdamse School als van de Art Deco toe. Opmerkelijk is, dat het bouwwerk niet als afzonderlijk punt op de agenda van de raad van 22 februari 1926 staat, maar als onderdeel van een herinrichting van alle tramstraten tussen de Grote Markt en Helpman. De raad neemt het hele plan zonder stemming aan.
Grote belangstelling
In november 1926 is de aannemer klaar en gaat de ‘ondergrondse’ open. ‘De zorg voor de bediening der closets’ komt in handen van twee bewaaksters die elkaar op vastgestelde uren zullen aflossen, maar in de eerste week is het direct zo druk met vooral ‘nieuwsgierige en opgeschoten jongens en meisjes, welke meer kwaad dan goed aan de inrichting doen’, dat de beide dames tegelijk aan het werk moeten (foto 3). Net als in de openingsweek, draait de ‘ondergrondse’ tijdens de kermis met dubbele bezetting.
Voor meer over bijvoorbeeld een conflict tussen de gemeentelijke Diensten Gemeentewerken en Openbare Werken over het schoonhouden van de inrichting, over de tarieven en de bezoekersaantallen verwijs ik naar de website van de Groninger Archieven, waarop een uitgebreider verhaal over deze toiletinrichting van Harry Perton is te vinden: http://www.groningerarchieven.nl/schatkamer/bijzondere-archiefstukken/een-voorziening-voor-de-hoge-nood-van-passanten